Het Chinese webwinkelconcern Alibaba en grote Amerikaanse banken waren donderdag uit de gratie bij beleggers op Wall Street. Het aandeel van Alibaba werd flink lager gezet na een mediabericht dat het bedrijf door autoriteiten in Shanghai in verband wordt gebracht met een grote hack waarbij veel gegevens zijn gestolen. Bankaandelen moesten het ontgelden door teleurstellende resultaten van onder meer JPMorgan Chase.
Alibaba leverde ongeveer 5 procent aan beurswaarde in. Leidinggevenden van de clouddivisie moeten op gesprek komen vanwege een recent lek bij een enorme politiedatabase, meldde The Wall Street Journal op basis van ingewijden. China is de afgelopen weken opgeschrikt door een van de grootste cybersecurity-inbreuken in de geschiedenis van het land. Hackers beweerden gegevens te hebben gestolen van maar liefst een miljard Chinese inwoners nadat ze een politiedatabase waren binnengedrongen.
JPMorgan Chase werd op zijn beurt 3,5 procent lager gezet. De grote Amerikaanse bank boekte minder omzet en winst dan verwacht. Het financiële concern moest meer geld opzij zetten voor leningen die mogelijk niet worden terugbetaald vanwege de verslechterde economische vooruitzichten. Ook stopt de bank tijdelijk met de inkoop van eigen aandelen.
Concurrent Morgan Stanley kwam ook met tegenvallende cijfers en verloor licht. Andere grote banken leverden eveneens aan beurswaarde in. Bank of America, dat ook nog een boete van 225 miljoen dollar opgelegd kreeg vanwege misstanden rond betalingen tijdens de coronaperiode, zakte bijvoorbeeld ruim 2 procent.
Het algehele sentiment op de beurzen in New York was gemengd. De Dow-Jonesindex sloot 0,5 procent lager op 30.630,17 punten. De brede S&P 500 verloor 0,3 procent tot 3790,38 punten en techgraadmeter Nasdaq won een fractie tot 11.251,19 punten.
Beleggers kauwden nog na op de sterker dan verwachte toename van de Amerikaanse inflatie. De kans dat de Federal Reserve de rente in de Verenigde Staten nog agressiever gaat verhogen is daarmee toegenomen. Maar president Joe Biden stelde daar een ander geluid tegenover. Volgens hem zou het "onacceptabel hoge" cijfer van 9,1 procent inflatie in juni niet meer actueel zijn. Want de situatie rond de energieprijzen zou inmiddels al wat gunstiger zijn geworden.
De euro was 1,0015 dollar waard tegen 1,0029 dollar bij het slot van de Europese beurzen eerder op de dag. De prijs van een vat Amerikaanse olie won 0,1 procent tot 96,42 dollar. Brentolie werd 0,2 procent duurder op 99,80 dollar per vat.