Het dagelijks leven voor Argentijnen was in februari 102,5 procent duurder dan een jaar eerder. Daarmee is de toch al hoge inflatie in het Zuid-Amerikaanse land verder gestegen.
Het is voor het eerst sinds 1991 dat de inflatie in Argentinië boven de 100 procent uitkomt. Toen herstelde het land van hyperinflatie van 3000 procent. Wereldwijd is de inflatie alleen hoger in Venezuela, Libanon en Syrië, hoewel de recentste cijfers van dat laatste land van augustus 2020 dateren.
Wereldwijd zijn prijzen hard gestegen door de Russische inval in Oekraïne, die tal van grond- en brandstoffen duurder maakte. Maar in Argentinië speelt ook mee dat de centrale bank de afgelopen jaren steeds meer geld heeft bijgedrukt, wat de inflatie verder aanjaagt.
In vergelijking met januari stegen de prijzen in februari 6 procent. Voedingsmiddelen werden in één maand tijd een tiende duurder. Doordat de lonen lang niet zo hard meestijgen, kampt het Zuid-Amerikaanse land met steeds meer armoede. Naar schatting 40 procent van de Argentijnse bevolking leeft onder de armoedegrens.
Inflatie is in de aanloop naar de presidentsverkiezingen van dit jaar het belangrijkste thema geworden. De huidige president Alberto Fernandez probeerde de geldontwaarding af te remmen met een aantal ingrepen, zoals het bevriezen van prijzen en het aan banden leggen van de aankoop van buitenlandse valuta's. Maar die maatregelen haalden niets uit. Een outsider voor verkiezingen, Javier Milei, stelde onlangs voor om de Argentijnse peso in te wisselen voor de Amerikaanse dollar om de prijzen in het land te stabiliseren.