Beleidsmakers in Brussel moeten rekening houden met de onzekerheden waar de auto-industrie mee wordt geconfronteerd. Volgens de Europese branchevereniging ACEA is het goed dat het Europees Parlement met ambitieuze doelstellingen komt om de uitstoot van CO2 te beperken, maar vraagt zich af of deze haalbaar zijn, gelet op de problemen in de leveringsketen, de beperkte beschikbaarheid van materialen voor elektrische auto's en de trage uitrol van laadinfrastructuur.
Het Europees Parlement wil dat er in 2035 geen nieuwe benzine- en dieselauto's meer worden verkocht. Daarover werd woensdag een akkoord bereikt. Nu het Europees Parlement een standpunt heeft ingenomen, kunnen de onderhandelingen met de EU-landen beginnen. Pas als ook die instemmen, kunnen de voorstellen van kracht worden.
De ACEA zegt bij monde van voorzitter Oliver Zipse, tevens topman van BMW, te hebben kennisgenomen van de Europese plannen. Volgens hem moeten de doelen niet in steen gebeiteld staan en moet er tussentijds worden geëvalueerd om te bezien wat haalbaar is en wat niet. "Gezien de onzekerheid die we wereldwijd van dag tot dag ervaren, is langetermijnregelgeving die verder gaat dan dit decennium in dit vroege stadium voorbarig. In plaats daarvan is halverwege een transparante evaluatie nodig om de doelstellingen voor de periode na 2030 vast te stellen", aldus Zipse.
Verder vraagt de ACEA-voorzitter zich af of er de komende jaren wel genoeg grondstoffen beschikbaar zijn voor de productie van elektrische wagens. Daarbij merkt hij op dat veel daarvan van buiten de EU moeten komen. Evengoed werkt de auto-industrie volgens Zipse volledig mee aan de doelstelling van Europa om tegen 2050 CO2-neutraal te zijn.