De grote Amerikaanse banken gingen donderdag omhoog op de aandelenbeurzen in New York. Beleggers op Wall Street reageerden positief op het nieuws dat de 23 grootste kredietverstrekkers van de Verenigde Staten zijn geslaagd voor de jaarlijkse stresstest van centralebankenkoepel Federal Reserve. Goldman Sachs, JPMorgan Chase, Bank of America en Wells Fargo wonnen tot 4,5 procent. Eerder dit jaar was er nog onrust in de bankensector na het omvallen van meerdere regionale banken in de VS.
Volgens de Fed zijn de banken in staat een flinke economische crisis te overleven. Door het slagen voor de stresstest mogen de banken in principe aandeelhouders belonen met dividenden of de inkoop van eigen aandelen. De verwachting is echter dat banken dit jaar voorzichtig zullen zijn met die uitkeringen aan aandeelhouders door de verslechterde economische omstandigheden. Ook liet Fed-voorzitter Jerome Powell onlangs doorschemeren dat banken volgens nieuwe strengere kapitaaleisen mogelijk hogere buffers moeten aanhouden.
De Dow-Jonesindex sloot met een plus van 0,8 procent op 34.122,42 punten. De brede S&P 500 steeg 0,5 procent tot 4396,44 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq was vlak op 13.591,33 punten.
Handelaren in New York kregen ook nieuwe cijfers over de groei van de Amerikaanse economie in het eerste kwartaal voorgeschoteld. De grootste economie van de wereld is volgens een nieuwe raming aanzienlijk sterker gegroeid dan eerder gedacht. Verder werden gegevens over de wekelijkse uitkeringsaanvragen in de VS gemeld.
Virgin Galactic eindigde 11 procent in het rood. Het ruimtevaartbedrijf uit de koker van de bekende Britse zakenman Richard Branson heeft donderdag voor het eerst betalende klanten meegenomen op een vlucht richting de ruimte. Aan boord zaten drie Italianen die onderzoek deden. Ook Micron Technology kon op aandacht rekenen. Het chipbedrijf kwam met kwartaalcijfers en werd daarop ruim 4 procent lager gezet. Nike klom 0,3 procent. De fabrikant van sportartikelen komt na de slotbel met kwartaalcijfers.
De euro was 1,0869 dollar waard, tegen 1,0880 dollar bij het slot van de Europese handel. Een vat Amerikaanse olie kostte 0,4 procent meer op 69,81 dollar. Brentolie steeg 0,3 procent in prijs tot 74,25 dollar per vat.