De beurzen in China gingen maandag hard onderuit, na de verlengde vakantieperiode rond het Chinees Nieuwjaar. De financiële markten in Shanghai en Shenzhen waren sinds 23 januari gesloten en beleggers konden nu pas reageren op de uitbraak van het nieuwe coronavirus in het land.
De beursgraadmeter in Shanghai kelderde tussentijds 7,8 procent en de beurs in Shenzhen raakte 7,9 procent kwijt. De koersdalingen zijn de grootste sinds augustus 2015. Door de koersval is zo'n 420 miljard dollar aan waarde verdampt op de Chinese beurzen. De Chinese centrale bank (PBOC) pompte miljarden in de markt om te voorkomen dat er financiële problemen zouden ontstaan als beleggers maandag massaal hun aandelen zouden verkopen. Bij de opening zakte de hoofdindex in Shanghai nog met ruim 9 procent.
Dit weekend kondigde de PBOC al aan maatregelen te nemen om bedrijven in de door het coronavirus getroffen gebieden te helpen. Banken kregen daarvoor meer geld beschikbaar van de centrale bank en werden verzocht om bijvoorbeeld de rentetarieven van leningen aan bedrijven in het gebied te verlagen. Veel bedrijven in het land zijn nog tot 9 februari gesloten om de virusuitbraak in te dammen.
Het dodental door de uitbraak van het coronavirus in China is inmiddels opgelopen naar 360 en het aantal besmettingen is gestegen tot bijna 16.600 mensen. Op 23 januari, de laatste handelsdag voor het Chinees Nieuwjaar, stond het dodental nog op 17.
De andere beurzen in de Aziatische regio lieten ook overwegend verliezen zien. De Nikkei in Tokio sloot 1 procent lager op 22.971,94 punten. In Hongkong, waar de beurshandel vorige week al werd hervat, noteerde de Hang Seng-index tussentijds 0,2 procent in de plus. De Kospi in Seoul daalde 0,2 procent en de All Ordinaries in Sydney eindigde 1,3 procent in de min.