De Britse economie is in juni harder gegroeid dan economen hadden verwacht. Onder meer de hervatting van de reguliere gezondheidszorg en meer horecabezoek droegen daaraan bij. De horeca mocht sinds half mei weer mensen binnen ontvangen en in juni kwam daar bovendien het EK voetbal bij waar Engeland goed presteerde.
De economische groei in juni kwam op 1 procent uit ten opzichte van mei. De grote dienstensector ging harder vooruit dan het gemiddelde, maar de industriële productie daalde juist. Dat was voor een groot deel te wijten aan de lagere productie van olievelden. De productie van fabrieken was met een groei van 0,2 procent ook maar iets hoger dan een maand eerder. De bouwsector kromp met 1,3 procent.
In het hele tweede kwartaal kwam de groei uit op 4,8 procent ten opzichte van de eerste drie maanden. Vorige week had de Bank of England voor die periode nog een groeiverwachting van 5 procent uitgesproken.
Het bruto binnenlands product (bbp) in het Verenigd Koninkrijk is nog niet op het niveau van voor de coronacrisis. Eind juni was de economie nog 2,2 procent kleiner dan in februari vorig jaar.
De export van het Verenigd Koninkrijk groeide op kwartaalbasis veel minder sterk dan verwacht en ook de importgroei bleef wat achter bij de prognoses. Wel ligt de uitvoer van Britse producten naar de Europese Unie voor de tweede maand op rij boven het niveau van voor de brexit. In juli exporteerden Britse bedrijven voor 14,3 miljard pond aan goederen, maar ze importeerden ook meer: voor 19,1 miljard pond. Daarmee groeide ook het handelstekort met het landenblok.
De stijging van de export naar de EU is volgens economen van ING een teken dat Britse bedrijven hebben leren omgaan met de nieuwe regels. Eerder gaven bedrijven juist aan dat de regels en de toegenomen bureaucratie exporteren veel moeilijker maakte, in het bijzonder voor kleine ondernemingen.