Een gegarandeerd minimumloon voor alle werkenden in de EU is door de coronacrisis harder dan ooit nodig. De inkomensverschillen en armoede onder werkenden zijn door de economische gevolgen van de pandemie toegenomen. Een fatsoenlijk inkomen voor alle werkenden in de EU is "essentieel voor het herstel na de crisis" en het heropbouwen van een eerlijke en veerkrachtige economie, aldus het dagelijks EU-bestuur.
In januari had de commissie al aangekondigd dit jaar met wetsvoorstellen over een gegarandeerd minimumloon in de EU te komen. Ze benadrukt dat ze niet een Europees uniform minimumloon nastreeft, en ook geen geharmoniseerd systeem voor alle landen.
"Een op de zes werkenden in de EU heeft een laag inkomen, en de meerderheid is vrouw", aldus EU-commissaris Nicolas Schmit (Banen en Sociale Rechten). "Zij hebben de maatschappij en economie levend gehouden toen alles stopte. Paradoxaal genoeg zullen zij het hardste worden getroffen door de gevolgen van de crisis." Volgens de commissie moeten alle werkenden worden beschermd met een minimumloon.
Ze heeft inmiddels een consultatieronde met 23 werkgevers- en werknemersorganisaties afgerond en begint een nieuwe ronde gesprekken met sociale partners uit de verschillende lidstaten.
Europarlementariër Agnes Jongerius (PvdA) verwacht een ambitieus voorstel van de commissie. "Een Europees kader voor een minimumloon, afhankelijk van de nationale praktijken hetzij wettelijk hetzij door collectieve overeenkomsten, is wat de Covid-19-helden verdienen." De crisis heeft duidelijk gemaakt hoezeer de maatschappij afhankelijk is van bepaalde beroepen en sectoren, zoals verplegers, de vuilnisman en schoonmakers, stelt ze. "Er is de laatste weken geen gebrek geweest aan waarderende gebaren en woorden van dank. Nu is het tijd om applaus om te zetten in behoorlijke lonen."
Volgens de Europese overkoepelende vakbondsorganisatie ETUC zegt 40 procent van werkenden in de EU inkomensverlies te hebben geleden sinds de uitbraak van de longziekte. De organisatie pleit voor een minimumloon van minstens 60 procent van het gemiddelde loon in een lidstaat.