Winkeliers in de non-foodsector hebben met vier vakbonden een akkoord bereikt over een nieuwe cao, die bij groen licht van de achterban voor ruim 170.000 werknemers zal gelden. De grootste vakbond van Nederland, FNV, is niet betrokken bij het onderhandelingsresultaat.
Branchevereniging INretail sloot het akkoord met CNV Vakmensen, De Unie, AVV en RMU Werknemers. In de nieuwe cao Retail Non-Food, die van 1 januari tot 1 juli 2022 loopt, is afgesproken dat de lonen twee keer per jaar met hetzelfde percentage stijgen als het wettelijk minimumloon.
Het onderhandelingsproces was anders dan de normale gang van zaken, stellen de betrokken partijen. Door de coronacrisis had een snel onderhandelingsresultaat de voorkeur boven lange onderhandelingen, waardoor de nieuwe cao grotendeels aansluit op de huidige afspraken.
"De coronacrisis creëert andere prioriteiten. Als sectorvertegenwoordigers kunnen we ons geen slepende discussies veroorloven. We moeten de schouders zetten onder versterking en toekomstbestendigheid van de sector. Dat levert behoud van werkgelegenheid op", luidt de gezamenlijke verklaring.
FNV heeft een heel ander eisenpakket voor lonen in de winkelstraat. In plaats van geringe loonstijgingen eist deze bond dat winkelmedewerkers in de non-foodsector er 5 procent meer salaris bij krijgen. Dat moet bovendien een eerste aanzet zijn om de uurlonen stapsgewijs op te voeren tot minimaal 14 euro bruto voor volwassenen. Ook bij het twee jaar geleden gesloten cao-akkoord was FNV niet betrokken.
Winkelketens in de non-foodsector kregen dit voorjaar een fikse klap door de coronapandemie. Een aantal kledingzaken sloot uit veiligheidsoverwegingen tijdelijk de deuren. Lockdownmaatregelen zorgen daarnaast voor minder bezoekers in de winkelstraat als geheel. Toch zijn er ook winkels die juist goed presteren in coronatijd, zoals tuincentra en doe-het-zelfwinkels. De cao-partijen zeggen erop te vertrouwen dat werkgevers in goed presterende branches hun werknemers "extra waarderen".