Consumentengoederen en -diensten waren vorig jaar 3,8 procent duurder dan in 2022. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van definitieve cijfers, die gelijk zijn aan de eerder gemelde snelle raming. De kosten van het dagelijks leven zijn daarmee afgelopen jaar een stuk minder snel gestegen dan de 10 procent het jaar ervoor. De prijsstijgingen van met name boodschappen bleven in 2023 historisch gezien wel bijzonder hoog.
Voeding was in 2023 gemiddeld 12,1 procent duurder dan een jaar eerder. De prijsstijging op jaarbasis is daarmee nog iets hoger dan in 2022, toen voedingsmiddelen 10,8 procent duurder werden in een jaar tijd. De voedingsmiddelen met de grootste prijsstijging in 2023 waren suiker en olijfolie. Ook de prijs van brood nam meer dan gemiddeld toe.
Naast voedingsmiddelen droeg ook een bezoek aan een restaurant en café inclusief afhaalmaaltijden relatief veel bij aan de inflatie in 2023. Restaurants en cafés waren in 2023 gemiddeld 8,8 procent duurder dan een jaar eerder. In 2022 was de prijsstijging 7,9 procent.
Energie was daarentegen vorig jaar gemiddeld 37 procent goedkoper dan in 2022. Dit komt met name door de hoge prijzen in 2022. In de loop van 2022 namen de energieprijzen fors toe door de oorlog in Oekraïne, met een piek in oktober 2022. Mede daardoor werd in die periode een hele hoge inflatie gemeten. In 2023 kwam de inflatie zonder energie en motorbrandstoffen gemiddeld uit op 6,5 procent.
In december kwam de inflatie uit op 1,2 procent vergeleken met dezelfde maand in 2022. In november was dat nog 1,6 procent. Exclusief energie en motorbrandstoffen bedroeg de inflatie vorige maand 3,4 procent, tegen 4,2 procent in november.
Volgens de Europese meetmethode, die net iets anders is dan die van het CBS, kwam de inflatie vorig jaar uit op 4,1 procent. In 2022 bedroeg de inflatie volgens deze methode nog 11,6 procent. De inflatie in de gehele eurozone daalde volgens voorlopige cijfers van 8,4 procent in 2022 naar 5,4 procent in 2023.