De opbrengst van btw in Nederland is in vijftig jaar flink opgelopen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bestond de belasting op 1 januari precies een halve eeuw. In deze periode steeg de opbrengst van 2,6 miljard euro tot ongeveer 53 miljard euro per jaar.
De sterke stijging komt vooral door de groei van de economie en door inflatie. Ook tarievenwijzigingen spelen een rol. In de voorbije vijf decennia zijn er slechts vijf jaren geweest waarin de totale inkomsten uit btw afnamen.
Met ingang van 2019 heeft de overheid het lage btw-tarief verhoogd van 6 naar 9 procent. Daardoor worden de dagelijkse boodschappen waarschijnlijk een kleine 3 procent duurder, maar ook bijvoorbeeld kraanwater, het openbaar vervoer, een avondje uit en een bezoekje aan de kapper. Niet eerder waren de btw-tarieven zo hoog. Dit hangt samen met het kabinetsbeleid om meer belasting te gaan heffen op consumptie en juist minder op werk. Zo zijn per 1 januari de tarieven voor de loon- en inkomstenheffing juist verlaagd.
De belasting op zogeheten toegevoegde waarde (btw) bestaat in Nederland sinds 1 januari 1969. Sindsdien zijn de tarieven meerdere keren aangepast. Helemaal in het begin waren het lage en algemene tarief respectievelijk 4 en 12 procent, tegen het einde van 1986 waren ze 6 en 20 procent. Daarna volgde een periode waarin het algemene tarief geleidelijk werd verlaagd, naar 17,5 procent in 1992. In de 21e eeuw is het algemene tarief weer stapsgewijs verhoogd naar 21 procent. Het lage tarief is minder vaak aangepast en lag tussen eind 1986 en 2018 constant op 6 procent.
De btw vormt een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid. Deze belasting is de laatste jaren goed voor ongeveer 18 procent van de totale belasting- en premie-inkomsten. Alleen de loon- en inkomstenheffing levert DE schatkist meer op, met een jaarlijkse opbrengst van ruim 100 miljard euro.