De economie van China is vorig jaar met 5,2 procent gegroeid. Dat bevestigde het Nationale Bureau voor de Statistiek woensdag. De Chinese premier Li Qiang liet dinsdag in een toespraak op het World Economic Forum in Davos al weten dat de op een na grootste economie ter wereld vorig jaar naar verwachting met 5,2 procent is gegroeid.
Het groeicijfer ligt iets boven de doelstelling van 5 procent die Beijing aan het begin van 2023 had gesteld. In maart zal de regering het groeidoel voor dit jaar bekendmaken. In het vierde kwartaal kwam de groei ook uit op 5,2 procent. Dat was iets lager dan de 5,3 procent die economen hadden verwacht.
De Chinese economie groeide vorig jaar harder dan een jaar eerder. Toen zorgden zeer strenge lockdowns tegen het coronavirus voor een stijging van slechts 3 procent van het Chinese bruto binnenlands product (bbp). Desondanks is het de zwakste groei sinds 1990, exclusief de jaren van de coronapandemie.
China kampte afgelopen jaar met kwakkelende uitgaven van consumenten, een laag ondernemersvertrouwen en een afnemende wereldwijde vraag. Ook heeft het land al jaren last van een grote crisis op de vastgoedmarkt, waar veel met schulden overladen projectontwikkelaars in de financiële problemen zijn geraakt.
Naast de groeicijfers maakte het statistiekbureau ook een reeks andere macro-economische cijfers bekend, waaronder gegevens over de jeugdwerkloosheid. China was eerder gestopt met het vrijgeven van deze cijfers, nadat de jeugdwerkloosheid in juni een recordhoogte van ruim 21 procent bereikte. In december kwam de jeugdwerkloosheid uit op 14,9 procent. Daarnaast stegen de Chinese winkelverkopen in december met 7,4 procent. Dat was minder dan verwacht. De industriële productie nam vorige maand wel sterker dan voorzien toe met 6,8 procent.