China, de op een na grootste economie ter wereld, blijft ook in november in de ban van deflatie. De consumentenprijzen daalden vorige maand met 0,5 procent ten opzichte van een jaar geleden, maakte het Chinese statistiekbureau bekend. Volgens economen is dit opnieuw een teken dat het land moeite heeft om de economische groei via de binnenlandse vraag te stimuleren.
De daling vorige maand is groter dan marktkenners hadden voorzien. China worstelde een groot deel van dit jaar met dalende prijzen, in tegenstelling tot veel andere delen van de wereld waar centrale banken zich juist richten op het beteugelen van de te hoge inflatie.
De negatieve inflatie, ook wel deflatie genoemd, deed zich in november ook al voor in China. In juli gleed het land voor het eerst in meer dan twee jaar kortstondig weg in deflatie, gevolgd door een lichte stijging van de consumentenprijzen in augustus en onveranderde prijzen in september.
De vraag naar producten en de prijzen staan onder druk, onder meer door een heftige vastgoedcrisis in China. Mede hierdoor daalden de producentenprijzen vorige maand met 3 procent. Economen voorzien dat de deflatie hierdoor ook volgend jaar aanhoudt.
Deflatie betekent dat meer gekocht kan worden voor minder geld. Geld wordt dus meer waard en de koopkracht van consumenten neemt toe. Anderzijds kunnen consumenten ook beslissen om aankopen uit te stellen, omdat zij met hetzelfde geld na verloop van tijd nog meer kunnen kopen. Bedrijven moeten daardoor hun producten en diensten gaan verkopen tegen lagere prijzen. Die ontwikkelingen kunnen leiden tot een prijsdalingsspiraal.