De Aziatische aandelenbeurzen gingen maandag omlaag in navolging van de lagere slotstanden op Wall Street. De inflatiezorgen staken de kop weer op na een sterker dan verwachte stijging van de Amerikaanse producentenprijzen. De hoop dat de Amerikaanse centrale bank, die dinsdag begint aan zijn tweedaagse rentevergadering, wat gas terug zal nemen met het verhogen van de rente in de strijd tegen de hoge inflatie, nam daardoor weer af. Dat zorgt vooral voor koersverliezen onder de snelgroeiende techbedrijven die gevoeliger zijn voor hogere rentetarieven.
De Hang Seng-index in Hongkong noteerde tussentijds 2 procent in de min. De Chinese techbedrijven Alibaba en Tencent verloren ruim 2 procent. Maaltijdbezorger Meituan zakte bijna 7 procent. De Chinese fabrikant van elektrische auto's Li Auto kelderde 11 procent na tegenvallende kwartaalresultaten.
De beurs in Shanghai verloor 0,7 procent, na de recente opmars die volgde op de aangekondigde versoepelingen van het strikte coronabeleid in China. Dat strenge virusbeleid zorgde in de afgelopen weken voor wijdverbreide sociale onrust in het land en heeft de op een na grootste economie ter wereld flink onder druk gezet.
In Tokio eindigde de Nikkei 0,2 procent lager. De Japanse staalfabrikant Nippon Steel behoorde tot de grootste dalers met een verlies van 1,4 procent. Zeetransportbedrijf Mitsui O.S.K. Lines stond in de kopgroep met een winst van 1,5 procent. Automaker Toyota won 0,5 procent en detailhandelsconcern Fast Retailing, de eigenaar van kledingketen Uniqlo, daalde 0,2 procent. De beurzen in Zuid-Korea en Australië lieten ook verliezen zien. De Kospi in Seoul daalde 0,6 procent en de All Ordinaries in Sydney verloor 0,5 procent.