De Nederlandsche Bank (DNB) zet een fonds op dat de gevolgen van de slavernij moet helpen verminderen. De centrale bank trekt daar de komende tien jaar 5 miljoen euro voor uit. Daarnaast trekt DNB 5 miljoen euro uit voor eenmalige donaties aan grotere projecten en wordt er werk gemaakt van meer diversiteit bij de centrale bank. Na de renovatie van het hoofdkantoor in Amsterdam wordt daar ook aandacht geschonken aan de slavernijgeschiedenis.
Het fonds van de DNB wordt beheerd door het Prins Bernhard Cultuurfonds. Dat is volgens de DNB al decennia actief in het Caribisch gebied, Suriname en in Nederland. Het fonds steunt ook initiatieven die bijdragen aan de verwerking van het koloniale verleden en aan een inclusief toekomstbeeld. Het richt zich op kleinere, lokale initiatieven zoals stichtingen, burgerinitiatieven en individuen "met projecten die de potentie hebben om bij te dragen aan een verbetering van de leefomstandigheden van nazaten, daar waar door de trans-Atlantische slavernij achterstanden zijn ontstaan".
Vorig jaar bood DNB-president Klaas Knot namens de centrale bank excuses aan voor de betrokkenheid van oprichters en bestuurders bij de slavernij in de 19de eeuw. Eerder dat jaar brachten historici onderzoeksresultaten naar buiten waaruit bleek dat de DNB op verschillende manieren betrokken was bij slavernij. Zo was het startkapitaal van de DNB, opgericht in 1814, deels afkomstig van ondernemers met directe belangen in de plantageslavernij. Sommige bestuurders van de centrale bank waren zelf betrokken bij het aansturen van plantages waar tot slaaf gemaakte mensen werkten. Ook kreeg de instelling goederen die met behulp van slavenarbeid werden gemaakt als onderpand voor leningen en faciliteerde DNB de compensatiebetalingen aan slaveneigenaren.
De DNB wil het fonds al voor de zomer openstellen voor aanvragen. Vanaf september worden die beoordeeld en zal financiering worden toegekend.
Voor de eenmalige donaties heeft de DNB in de eerste ronde gekozen voor giften aan het toekomstige Nationaal Slavernijmuseum in Amsterdam, het Elisabeth Samson Huis in Suriname en aan het Tula Museum op Curaçao. In de tweede ronde moeten giften aan projecten op Sint Maarten, Aruba, Bonaire, Sint Eustatius en Saba volgen.