Ongeveer 1,7 miljoen Nederlanders hadden in 2020 wel een inkomen uit arbeid, maar bouwden geen pensioen op bij een pensioenfonds. Een groot deel van deze groep compenseert dit ook niet met andere vormen van pensioensparen. Dat meldt De Nederlandsche Bank (DNB) op basis van onderzoek van gegevens van het CBS over pensioenopbouw onder werkenden.
Werknemers die geen pensioen opbouwen zijn vaker personen jonger dan 40 jaar, vrouwen en personen met een migratieachtergrond. Werknemers met een flexibel dienstverband en werknemers bij kleine bedrijven bouwen ook minder vaak een oudedagsvoorziening op. Deze kenmerken zijn volgens DNB nauwelijks veranderd over de periode 2016-2020.
Pensioenopbouw door zelfstandigen vindt vrijwel uitsluitend plaats in sectoren waarvoor een verplichtstelling geldt. In alle andere sectoren gebeurt dat nauwelijks. In de meeste sectoren zet daarmee slechts tussen de 2 en 4 procent van de zelfstandigen geld opzij voor later. Zelfstandigen met een hoger inkomen doen dat wel vaker.
De meeste zelfstandigen zonder pensioenopbouw in een gegeven jaar bouwen ook in latere jaren geen pensioen op. Zo blijkt dat van de zelfstandigen die geen pensioen opbouwen in het eerste jaar, 92 procent dat vijf jaar later nog steeds niet doet. Ook de groep werknemers die wel pensioen opbouwt, is zeer constant. Dat groepen werkenden achterblijvende opbouw niet compenseren in andere jaren, leidt tot een zeer ongelijke verdeling van pensioenopbouw.
Er wordt ook zeer beperkt vermogen opgebouwd met andere vormen van pensioensparen, zoals via levensverzekeringen. Ook het totale vermogen compenseert het gebrek aan pensioenopbouw nauwelijks. In dit vermogen is naast het vermogen van een eigen huis ook het bedrijfsvermogen en het financieel vermogen, waaronder spaargeld, opgenomen.
Er is dus een risico dat deze groep werkenden en zelfstandigen na pensionering te maken krijgt met een forse terugval van het inkomen en daardoor in financiële problemen raakt. Volgens DNB is het aan de politiek om te bepalen of pensioensparen meer gestimuleerd zou moeten worden.
Sommige maatregelen, zoals communicatie richting groepen die weinig opbouwen, zullen weinig weerstand oproepen maar mogelijk ook beperkt effect hebben. Ook zijn zwaardere opties denkbaar, waarbij groepen met een achterblijvende pensioenopbouw worden verplicht om te gaan sparen voor het pensioen, of waarbij bestaande verplichtingen strenger worden gehandhaafd.
De Vakcentrale voor Professionals (VCP) laat in een reactie op het DNB-onderzoek weten dat de politiek nu moet ingrijpen om deze inmiddels langjarige trend, waarbij grote groepen werkenden geen pensioen opbouwen, te keren. "Dit zet de houdbaarheid van ons mooie pensioenstelsel onder druk", aldus de VCP, die al jaren pleit voor verplicht aanvullend pensioen voor alle werkenden. Hiervoor is volgens de vakcentrale echter vooralsnog te weinig draagvlak.