De stroomproductie in Duitsland uit hernieuwbare bronnen is dit jaar gestegen, maar ligt nog wel ruim onder de doelstelling voor 2030. Volgens het Duitse milieuagentschap Umweltbundesamt zal dit jaar 46 procent van het Duitse stroomverbruik uit duurzame bronnen komen, tegen 41 procent een jaar eerder. In 2030 moet dat minstens 80 procent zijn.
Het grootste deel van die elektriciteit komt uit parken voor zonnepanelen en windmolens. Met name bij zonne-energie was een duidelijke plus te zien, geholpen door de aanleg van meer zonnepanelen en zeer zonnig weer, aldus het agentschap. Bij windenergie was de productie wat minder dan de piek in 2020. Dat komt juist omdat minder nieuwe turbines werden geïnstalleerd en verouderde molens buiten gebruik werden gesteld. Andere hernieuwbare bronnen zijn bijvoorbeeld waterkracht en geothermische energie.
Duitsland is de overgang naar duurzame energiebronnen aan het versnellen om zo de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen. Zo moeten nog meer windmolens op land aangelegd worden. Nu is slechts 0,8 procent van het Duitse grondgebied aangewezen voor de bouw van windmolens en Berlijn wil dat de regels voor die aanleg worden versoepeld. Nu stuiten nieuwe windparken geregeld op lokale weerstand, met langdurige procedures tot gevolg.
In Nederland moet in 2030 minstens 70 procent van de stroom uit duurzame bronnen worden opgewekt. In 2021 was ongeveer 33 procent van het Nederlandse elektriciteitsverbruik hernieuwbaar.