De Europese Centrale Bank (ECB) verhoogt zijn rentetarieven voor de tweede keer op rij met driekwart procentpunt. Daarmee evenaart de centrale bank zijn grootste rentestap ooit in de strijd tegen de flink opgelopen inflatie in de eurozone. De ECB geeft ook aan dat er waarschijnlijk nog meer renteverhogingen nodig zijn om de inflatie weer naar een normaal niveau te krijgen.
De inflatie is nog steeds veel te hoog en zal voor langere tijd boven de doelstelling van 2 procent blijven, staat in de verklaring van het rentebesluit. Sinds de Russische inval in Oekraïne is het leven in het eurogebied in rap tempo duurder geworden. Vooral de energieprijzen rijzen de pan uit.
Het idee achter de renteverhogingen is dat lenen dan duurder wordt. Mensen en bedrijven zullen op den duur dan wat minder geld gaan uitgeven. Zo hopen de beleidsmakers bij de ECB de vraag in de economie af te remmen en ervoor te zorgen dat de prijzen niet meer zo hard omhoog gaan.
Jarenlang was de rente in de eurozone juist heel laag. Daardoor kregen mensen bijvoorbeeld amper nog rente over hun spaarrente, maar het scheelde ook op de maandlasten voor de hypotheek. In juli kwam de ECB voor het eerst sinds 2011 met een renteverhoging. Dat ging om om een rentestap van een half procentpunt. Vervolgens voerde de ECB zijn rentetarieven in september voor het eerst op met driekwart procentpunt.
Door het nieuwe rentebesluit komt de zogeheten depositorente, de rente die banken betalen over geld dat ze tijdelijk bij de ECB stallen, weer terug op 1,5 procent. Dat is het hoogste niveau sinds 2009. Waarschijnlijk gaat de rente later nog verder omhoog, maar dat beslissen de beleidsmakers bij de ECB dan in volgende vergaderingen. Ze willen de situatie telkens opnieuw bekijken.