De Europese Centrale Bank (ECB) verwacht niet dat de eurozone een periode van stagflatie zal doormaken zoals in de jaren zeventig het geval was. Dat melden onderzoekers van de centrale bank in een rapport. Er is sprake van stagflatie als de economie vertraagt en de inflatie snel stijgt, bij een hoge werkloosheid.
Hoewel de groeiprognoses voor het eurogebied zijn verlaagd en de inflatieverwachtingen zijn opgeschroefd na de Russische invasie van Oekraïne, neemt de economische activiteit volgend jaar nog steeds toe, verklaren de onderzoekers van de ECB. Ook wordt verwacht dat de inflatie in de tweede helft van 2023 zal afnemen tot onder de 2 procent.
De inflatie in de eurozone bedroeg in mei 8,1 procent en wordt vooral aangejaagd door de sterk gestegen prijzen voor energie en levensmiddelen door de oorlog in Oekraïne. De ECB streeft naar een inflatie van 2 procent. "De huidige voorspellingen van experts blijven verre van een scenario van stagflatie", aldus de onderzoekers, die er wel op wijzen dat de onzekerheid rond de voorspellingen is toegenomen.
Volgens de ECB-onderzoekers maken verschillen tussen de huidige situatie en die in de jaren zeventig "het minder waarschijnlijk" dat stagflatie zal optreden. Zo is de afhankelijkheid van olie sindsdien afgenomen. Ook zijn minder arbeiders lid van een vakbond waardoor de looneisen minder hoog zijn en wordt de economie nog steeds ondersteund door het herstel van de pandemie.
ECB-president Christine Lagarde liet begin mei al weten geen rekening te houden met een scenario van stagflatie voor de eurozone en dat de huidige situatie niet vergeleken kan worden met die in de jaren zeventig. Toen ging een torenhoge inflatie namelijk gepaard met economische stagnatie en een snel oplopende werkloosheid. Ook de economen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) denken dat het risico van een wereldwijde stagflatie beperkt is.