De EU-landen en het Europees Parlement zijn overeengekomen tientallen miljarden euro's te gaan steken in de chipindustrie. De plannen moeten ervoor zorgen dat het marktaandeel van de Europese Unie in microchips, een cruciale bouwsteen van de digitaliserende economie, verdubbelt.
Nu komen de meeste chips nog uit China en Taiwan, maar tijdens de coronapandemie bleek die aanvoer niet verzekerd. Sindsdien, en eens te meer na de Russische inval in Oekraïne, probeert de EU minder afhankelijk te worden van buitenlandse leveranciers. Het Westen en opkomende wereldmacht China komen steeds meer tegenover elkaar te staan en over de veiligheid van Taiwan zijn groeiende zorgen. Maar Europa wil ook niet door de Verenigde Staten in een anti-Chinees kamp worden getrokken.
De nieuwe zogeheten chipsverordening "zal het Europese ecosysteem voor halfgeleiders aanjagen en een vitale rol spelen in het versterken van de concurrentiekracht van de EU op wereldniveau", stelt Zweden, dat de EU dit halfjaar voorzit en namens de lidstaten onderhandelde met het parlement.
Het aandeel van de EU op de wereldmarkt voor chips moet voor 2030 omhoog naar minstens 20 procent. Nu is de unie nog goed voor de helft daarvan. Om dat te bereiken mikt Brussel op ruim 43 miljard euro aan investeringen door overheden en private investeerders. Daarvan komt 3,3 miljard euro uit EU-middelen. Europese parels als de alom gekoesterde Nederlandse chipmachinebouwer ASML moeten daarmee hun voordeel kunnen doen.
Eerder trokken de VS ook al tientallen miljarden uit voor hun chipindustrie. Onder meer Japan en Zuid-Korea investeren eveneens stevig.