EU-hof: geen lagere kinderbijslag werknemer uit armer EU-land

16 jun 2022, 12:10 Zakelijk
eu hof geen lagere kinderbijslag werknemer uit armer eu land
ANP
EU-landen mogen de kinderbijslag en belastingvoordelen voor werknemers uit andere lidstaten niet aanpassen aan het EU-land waar hun kinderen wonen. Dat is een ongerechtvaardigde indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van migrerende werknemers, oordeelt het Europees Hof van Justitie in een zaak over Oostenrijk. De uitspraak geldt voor alle EU-onderdanen in alle EU-landen.
Oostenrijk voerde op 1 januari 2019 een aanpassingsmechanisme in voor de berekening van het forfaitaire bedrag van de kinderbijslag en de diverse belastingvoordelen die het toekent aan werknemers van wie de kinderen permanent in een andere lidstaat wonen. Voordelen als onder meer de belastingaftrek voor kinderen ten laste, een eenouderaftrek en de alimentatieaftrek kunnen daar naar boven of naar beneden worden bijgesteld, afhankelijk van het algemene prijsniveau in de betrokken lidstaat.
De Europese Commissie had hierover bij de hoogste EU-rechter in Luxemburg beroep aangetekend. In de praktijk gaat het vaak over bijvoorbeeld Bulgaren of Roemenen die in een welvarender EU-land komen werken terwijl het gezin in het thuisland blijft wonen. De commissie werd in het beroep gesteund door Tsjechië, Kroatië, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije. De Oostenrijkse regering heeft Denemarken en Noorwegen aan haar zijde. Noorwegen is geen EU-land, maar het vrije verkeer van werknemers geldt ook voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.
Volgens het hof vallen kinderbijslag en kinderaftrek onder de Europese wet over de coördinatie van de verschillende socialezekerheidsstelsels in de EU. Die verordening vereist dat lidstaten kindertoeslagen precies hetzelfde toekennen aan werknemers met gezinsleden in die lidstaat als aan werknemers van wie de gezinsleden in een ander EU-land wonen. Daarbij mag geen rekening worden gehouden met verschillen in prijsniveau of koopkracht in de lidstaten.
Ook wijst het hof erop dat migrerende werknemers dezelfde premies in hun werkland betalen als een nationale werknemer en zij zo dus bijdragen aan de financiering van dat nationale socialezekerheidsstelsel. Daarbij wordt ook geen rekening gehouden met de woonplaats van hun kinderen.