Lidstaten van de Europese Unie hebben hun begrotingstekorten en staatsschulden vorig jaar omlaag weten te krijgen, hoewel ze vaak nog wel hoger zijn dan Brussel eigenlijk wil. Tijdens de coronacrisis liepen de uitgaven van de landen fors op omdat ze hun bevolking en bedrijven wilden compenseren voor de economische schade die lockdowns teweegbrachten. Dat leidde tot hogere schulden en tekorten.
Het gemiddelde begrotingstekort van lidstaten in de Europese Unie was eind 2022 teruggelopen tot 3,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp), meldt Europees statistiekbureau Eurostat. Dat is minder dan de 4,8 procent een jaar eerder. Onderling waren er grote verschillen. Italië had het grootste tekort, dat gelijkstond aan 8 procent van de omvang van de nationale economie. Er waren ook landen waar de inkomsten hoger waren dan de uitgaven. Zo meldde Denemarken een begrotingsoverschot van 3,3 procent. In Nederland waren de uitgaven en inkomsten van de Staat min of meer in balans.
De staatsschuld daalde naar gemiddeld 84 procent van het bbp, tegenover 88 procent in 2021. Ook hier was Italië een uitschieter met schulden die even hoog waren als 144 procent van het bbp. Alleen Griekenland overtrof dat binnen de EU met 171 procent.
Over de cijfers die Frankrijk aanleverde bij het Europees statistiekbureau is nog enige onduidelijkheid. Zo wil Eurostat onder andere meer informatie over het effect van de volledige nationalisatie van energieconcern EDF op de overheidsfinanciën.
De EU schortte begrotingsregels voor lidstaten na het begin van de coronapandemie op, om grootschalige steun mogelijk te maken. Die regels schrijven onder andere voor dat de staatsschulden niet hoger zijn dan 60 procent van het bbp. Dertien landen zitten daar nog altijd boven, maar Nederland zit ruim onder die grens.