De Europese Unie legt invoerheffingen op aan roestvrij staal uit Indonesië en India omdat die landen volgens haar oneerlijke concurrentie bedrijven. Met name dat eerste land bevoordeelt in samenwerking met China zijn eigen staalindustrie, stelt Brussel.
De concurrentievervalsing brengt Europese bedrijven en banen in gevaar, zegt verantwoordelijk Eurocommissaris Valdis Dombrovskis. En dat in de "essentiële" staalsector. Het roestvrije staal wordt onder meer in de bouw, de energiesector en de infrastructuur en voor voertuigen en consumentenartikelen gebruikt. De praktijken zijn volgens Dombrovskis ook een nieuw voorbeeld van het gevecht om schaarse grondstoffen, dat in dit geval om nikkel draait. Dat metaal is nodig om roestvrij staal te maken.
Indonesië wint veel nikkelerts, maar levert dat niet graag zomaar door aan de westerse maakindustrie. Het land maakt liever zelf kant-en-klare producten, om er meer aan te kunnen verdienen. Om een eigen industrie te kunnen opzetten vroeg Jakarta China om daar, met zijn 'Nieuwe Zijderoute'-project, geld in te steken tegen zachte voorwaarden. In ruil kreeg alleen China goedkope Indonesische nikkelerts. De Europese staalindustrie moest het daardoor opnemen tegen concurrenten die een opkontje kregen van de staat en kon ook niet langer Indonesisch nikkel kopen.
De EU gaat 21 procent heffen op de import uit Indonesië en 7,5 procent op die uit India. Omdat er al heffingen tegen dumping op deze invoer van kracht waren, komen ze nu uit op een totaal van 40 procent.