De inflatie in de eurozone is in oktober sterk afgenomen tot 2,9 procent op jaarbasis, van 4,3 procent in september. Dat meldde het Europese statistiekbureau Eurostat op basis van definitieve cijfers, die gelijk zijn aan de eerdere ramingen. De afkoeling van de inflatie is vooral te danken aan de gedaalde energieprijzen.
Vorig jaar werd energie fors duurder door de oorlog in Oekraïne en de sterke afname van de gasleveringen van Rusland aan Europa. Inmiddels zijn de energieprijzen een stuk lager dan vorig jaar. De zogeheten kerninflatie, waarin de sterk schommelende prijzen voor energie, voeding, alcohol en tabak niet worden meegenomen, nam echter ook af tot 4,2 procent. Dat cijfer was ook conform de eerdere schatting.
In Nederland daalden de prijzen volgens de Europese rekenmethode vorige maand zelfs met 1 procent. Nederland, België en Denemarken kennen daarmee als enige EU-landen een negatieve inflatie, ofwel deflatie. Hongarije heeft met 9,6 procent de hoogste inflatie, gevolgd door Tsjechië en Roemenië. In Duitsland, de grootste economie van Europa, steeg het prijspeil met 3 procent.
De inflatie in de eurozone is na een recordreeks van renteverhogingen door de Europese Centrale Bank (ECB) flink afgenomen ten opzichte van het hoogtepunt van bijna 11 procent een jaar geleden. De ECB besloot vorige maand dan ook om de leenkosten niet nog verder te verhogen om de inflatie te bestrijden.
Verschillende ECB-bestuurders hebben de laatste tijd aangegeven dat de rente nu hoog genoeg is om de inflatie op het gewenste niveau van 2 procent te krijgen. ECB-president Christine Lagarde waarschuwde wel dat het niet is uitgesloten dat de consumentenprijzen weer harder kunnen gaan stijgen en dat de centrale bank "waakzaam" moet blijven ten aanzien van de inflatie.