Gemiddelde pensioenleeftijd op 65 jaar

07 aug 2019, 2:01 Zakelijk
gemiddelde pensioenleeftijd op 65 jaar
ANP
De gemiddelde leeftijd waarop Nederlanders met pensioen gaan lag vorig jaar voor het eerst in tijden op 65 jaar. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stoppen mensen de laatste jaren steeds later met werken, wat samenhangt met de wetswijzigingen om werknemers te stimuleren langer aan de slag te blijven.
Van het begin van deze eeuw tot en met 2006 lag de gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers nog rond 61 jaar. Daarna is de lijn in de grafiek vrijwel onafgebroken omhooggekropen. Door de bank genomen gingen Nederlanders in 2018 bijna vijf maanden later met pensioen dan een jaar eerder.
Steeds minder mensen kiezen ervoor om al voor hun 65e verjaardag met pensioen te gaan, blijkt uit de cijfers. Ook het feit dat de AOW-leeftijd vanaf 1 januari 2013 geleidelijk is verhoogd, speelt een rol. Vorig jaar kregen personen vanaf 66 jaar een AOW-uitkering.
Volgens een woordvoerder van het CBS valt niet te zeggen in welk jaar hiervoor de gemiddelde pensioenleeftijd voor het laatst op 65 jaar uitkwam. De statistiek hierover gaat maar terug tot het begin van deze eeuw. Ruim honderd jaar geleden was het volgens de zegsman nog heel gebruikelijk dat mensen tot op hoge leeftijd doorwerkten.
De Noodwet Ouderdomsvoorziening voor de verstrekking van een uitkering aan mannen en alleenstaande vrouwen van 65 jaar en ouder zonder voldoende eigen inkomsten, dateert uit de jaren 40. In de jaren 50 is die regeling vervangen voor de AOW, waarbij de uitkeringsgerechtigde leeftijd werd vastgesteld op 65 jaar. De mogelijkheid om via de zogeheten VUT vervroegd, dus eerder dan 65 jaar, uit dienst te gaan werd in de jaren 70 geïntroduceerd.
Overigens stijgt de AOW-leeftijd de komende jaren minder snel. De Tweede Kamer stemde in juni in met een voorstel daarover uit het pensioenakkoord. De AOW-leeftijd wordt tot 2022 bevroren op 66 jaar en vier maanden. Daarna loopt deze wel weer op, maar een stuk trager dan eerder gepland. De tragere stijging was een vurige wens van de vakbonden in de onderhandelingen met werkgevers en kabinet.