Griekenland is na twaalf jaar eindelijk af van het strenge toezicht van de eurozone op zijn financiën. Het is volgens de eurolanden voldoende opgekrabbeld van de financiële crisis om weer zelf over de schatkist te waken.
De Griekse regering, de Europese Commissie en internationale geldschieters vieren de mijlpaal. Maar die kwam er niet zonder slag of stoot. Griekenland is de crisis en de daarop afgedwongen bezuinigingen en andere hervormingen nog lang niet te boven. Ook toenmalig minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem, een van de gezichten van het strenge saneringsbeleid van de gehate 'trojka', vindt dat Europa te veel heeft gevraagd van de Grieken.
Het geplaagde land staat er nog altijd wankel voor. Zijn kredietwaardigheid blijft laag: zelfs Italië betaalt een lagere rente op obligaties. De Griekse economie is nog fors kleiner dan voor de crisis. Zij groeit wel weer sterk en het aantal werklozen is flink geslonken, maar door de torenhoge inflatie kunnen veel Grieken met hun achterblijvende lonen nauwelijks rondkomen. En ondanks rigoureus ingrijpen zijn sommige broodnodige hervormingen nooit verwezenlijkt.
Griekenland werd tussen 2010 en 2018 door de andere eurolanden en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) financieel op de been gehouden om bankroet af te wenden. Nadien bleef het land onder verscherpte controle staan om zeker te zijn dat het zich aan alle afspraken over hervormingen zou houden. Inmiddels heeft Griekenland ook alle leningen aan het IMF afbetaald en kan het terug naar normaal.
Helemaal zonder controles gaat Griekenland niet verder. Net als de andere eurolanden die tijdens de financiële crisis steun kregen uit Europese noodfondsen en ingrijpend moesten bezuinigen (Ierland, Portugal, Cyprus en Spanje), zal het land nog jarenlang met checks te maken krijgen.