De Hoge Raad beslist vrijdag of de zogeheten vermogensrendementsheffing op spaargeld wel door de beugel kan. De Bond voor Belastingbetalers voert al jaren een juridische strijd omdat deze spaartaks gebaseerd zou zijn op een onrealistisch fictief rendement. Volgens de belangenorganisatie komt de kwestie nu voor het eerst als collectieve zaak voor de hoogste rechter van het land.
Steen des aanstoots is de veronderstelling dat mensen met veel spaargeld een rendement van 4 procent kunnen halen. Over dat fictieve rendement is vervolgens 30 procent belasting geheven.
Kern van het betoog in deze zaak over de jaren 2013 tot en met 2016 is dat een rendement van 4 procent onmogelijk haalbaar is met beleggingen met weinig risico, zeker door de al jaren lage rente in Europa. Doordat de fiscus daar toch een fikse heffing voor rekent, zou inbreuk worden gemaakt op het eigendomsrecht zoals beschreven in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De advocaat-generaal ging begin dit jaar overigens niet mee in die redenering van de Bond voor Belastingbetalers. Volgens de belangrijke adviseur van de Hoge Raad zou er pas sprake zijn van schending van het verdrag als het fictief rendement onhaalbaar is met alle mogelijke beleggingsvormen, dus ook investeringen in vastgoed of aandelen. Over die kwestie zouden gerechtshoven zich dan opnieuw moeten buigen.