Industriebedrijven in de eurozone hebben in mei minder geproduceerd dan een maand eerder. Volgens het Europese statistiekbureau daalde de industriële productie met 1 procent op maandbasis. Maakbedrijven kampen al langer met tekorten aan grondstoffen en onderdelen als chips, nu het aanbod achterblijft bij de aantrekkende economie.
De industriële productie in de Europese Unie als geheel ging met 0,9 procent omlaag op maandbasis. Vergeleken met mei 2020 was er juist sprake van een sterke stijging van 20,5 procent in de eurolanden en 21,2 procent in de hele EU. In die maand krabbelde de Europese Unie net op van de forse klap die de eerste golf aan coronabesmettingen en lockdowns had uitgedeeld aan veel delen van de economie.
De Nederlandse industrie groeide op maandbasis overigens licht in mei. Vergeleken met april 2021 steeg de productie met 0,8 procent. De economische grootmacht Duitsland had juist te kampen met een daling van 0,6 procent. Op maandbasis kromp de industrie het hardst in Roemenië (min 8,5 procent), Griekenland (min 4,7 procent) en Ierland (min 4,6 procent).
ING-econoom Bert Colijn noemt de daling enigszins verrassend. Hij wijst vooral naar de auto-industrie als schuldige. Die sector is het zwaarst getroffen door een tekort aan chips, die tal van functies in moderne auto's aansturen. Zo kwamen er in mei 15 procent minder wagens uit fabrieken dan in november. Ook fabrikanten van plastic kampen met tekorten aan grondstoffen, maar die schaarste is minder erg dan voor autofabrikanten.
Volgens Colijn blijven de vooruitzichten voor de Europese industriebedrijven gunstig. De vraag naar hun producten blijft voorlopig hoog, waardoor de orderboeken steeds beter gevuld raken. Het herstel na de zware klap van de pandemie beleeft volgens hem nu eerder een pauze dan dat de piek al voorbij is.