De inflatie in Nederland is in juni licht gedaald in vergelijking met een maand eerder. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) was vooral de prijsstijging van energie op jaarbasis minder hoog dan een maand eerder. Het leven werd in juni in doorsnee 8,6 procent duurder. Dat was een maand eerder nog 8,8 procent.
In juni was elektriciteit, gas en stadsverwarming 84 procent duurder dan een jaar eerder, in mei was dat 105 procent. Energie is een belangrijke aanjager van de inflatie. De prijsontwikkeling van energie wordt door het CBS gemeten op basis van nieuwe contracten.
Ook de prijsontwikkeling van kleding drukte de inflatie. Daartegenover stond een grote prijsstijging van voeding. Eten en drinken werd in doorsnee 11,2 procent duurder op jaarbasis. Vooral zuivel en vlees stegen in prijs. Sinds september vorig jaar is eten almaar duurder geworden.
Ook voor motorbrandstoffen moest meer worden betaald. Voor diesel, benzine en andere brandstoffen waren consumenten in doorsnee ruim een derde meer kwijt dan een jaar eerder, tegen ruim 27 procent in mei. Aan de pomp kostte een liter benzine in juni 2,35 euro, in mei was dat 2,19 euro. In april was de benzineprijs nog gedaald ten opzichte van de maand daarvoor, als gevolg van de accijnsverlaging op motorbrandstoffen.
Het CBS had eerder al het inflatiecijfer van juni gemeld op basis van de Europese geharmoniseerde meetmethode. Dat kwam uit op 9,9 procent. In die berekening worden onder andere de kosten voor wonen, zoals de huurprijzen, buiten beschouwing gelaten.