De prijzen die Amerikaanse consumenten voor goederen en diensten betalen zijn sinds 1990 niet zo hard gestegen als in oktober. Bedrijven zien zich door stijgende grondstofprijzen, personeelstekorten en logistieke knelpunten gedwongen hogere prijzen in rekening te brengen. De kosten voor het dagelijks leven stegen daardoor vorige maand met 6,2 procent vergeleken met dezelfde periode vorig jaar.
De inflatie was daarmee veel hoger dan economen gepeild door persbureau Bloomberg hadden verwacht. Als de zeer sterk schommelende prijzen voor voedingswaren en energie niet worden meegerekend, steeg de inflatie tot 4,2 procent op jaarbasis. Dat is de sterkste toename sinds 1991.
De prijsstijgingen worden voor een groot deel veroorzaakt door het economisch herstel van de coronacrisis. Ineens hebben producenten weer veel meer grondstoffen nodig en moet er weer meer vervoerd worden. Dat zorgt voor tekorten.
Centrale banken verwachten vooralsnog dat de sterk toegenomen inflatie waarschijnlijk van tijdelijke aard is door de verstoringen die de pandemie heeft veroorzaakt. Maar de druk op centralebankiers neemt toe om de grootschalige stimuleringsmaatregelen voor de pandemie terug te draaien. Die ingrepen houden de rentes laag, wat doorgaans de inflatie aanjaagt. Onder andere de Amerikaanse Federal Reserve is begonnen met het afbouwen van een groot opkoopprogramma's van obligaties, waardoor maandelijks tientallen miljarden dollars in de economie worden gepompt.