De Amerikaanse aandelenbeurzen zijn woensdag flink lager geëindigd. De brede graadmeter S&P 500 kende de sterkste daling sinds februari. Een sterker dan verwachte inflatie in april zorgde voor een uitverkoop, nu beleggers rekening houden met hogere rentes. Vooral techaandelen verloren terrein.
De S&P 500 eindigde uiteindelijk 2,1 procent in de min op 4063,04 punten. De Dow-Jonesindex zakte 2 procent tot 33.587,66 punten en techbeurs Nasdaq ging 2,7 procent onderuit tot 13.031,68 punten.
De inflatie in de VS kwam in april uit op 0,8 procent op maandbasis. Dat is de sterkste stijging sinds 2009 en veel meer dan de 0,2 procent waar economen in doorsnee op rekenden. Het rendement op obligaties schoot daarop omhoog, waardoor aandelen relatief minder aantrekkelijk zijn voor beleggers.
Dit treft vooral aandelen die vorig jaar veel duurder zijn geworden, zoals van grote of veelbelovende techbedrijven. Apple, Google-moeder Alphabet, Microsoft, Tesla en Facebook eindigden tot 4,4 procent in het rood.
Dat de inflatie toeneemt heeft te maken met het economische herstel. Daarnaast is er veel nieuw geld in de economie gepompt door stimuleringsmaatregelen van overheden en centrale banken. Op aandelenmarkten zijn nu zorgen dat te bruuske prijsstijgingen het economisch herstel ook kunnen dwarsbomen.
Bij grote Amerikaanse banken verdwenen eerdere winsten tijdens de sessie uiteindelijk ook. Citigroup, Bank of America, JPMorgan Chase, Wells Fargo en Goldman Sachs verloren tot 1,5 procent.
Een vat Amerikaanse olie werd 0,9 procent duurder op 65,85 dollar. Brentolie won 0,8 procent tot 69,10 dollar per vat. De euro was 1,2074 dollar waard, tegenover 1,2071 dollar bij het slot van de Europese beurzen.