De Europese Commissie is akkoord met een tweede miljardenuitkering aan Italië uit het Europese coronaherstelfonds. Het gaat om 10 miljard euro in subsidies en 11 miljard aan gunstige leningen. Het land heeft voldaan aan alle 45 eisen over hervormingen en investeringen die het dagelijks EU-bestuur stelde in ruil voor het toekennen van de tweede tranche, aldus een woordvoerder. Vorig jaar kreeg het al het eerste deel van 24,9 miljard euro.
Italië is in absolute cijfers de grootste ontvanger van steun uit het herstelfonds dat de 27 regeringsleiders in 2020 kort na het uitbreken van de Covid-19-pandemie op poten zetten. Rome kan in totaal 191,5 miljard euro uit het fonds tegemoetzien, waarvan 68,9 miljard aan subsidies en 122,6 miljard aan gunstige leningen. Meer dan de helft van het geld moet aan klimaatmaatregelen en digitalisering worden besteed. Met de tweede storting, over uiterlijk vier weken, heeft Italië 45,9 miljard euro binnen.
Volgens de commissie zijn de afgesproken hervormingen en investeringen in Italië "in volle gang" en heeft het land alle tussentijdse doelen gehaald, onder meer op het gebied van hervorming van het openbaar bestuur, de belastingdienst en de gezondheidszorg. Het ambitieuze herstelplan werd onder premier Mario Draghi in elkaar gezet.
In Brussel wordt met enige zorg afgewacht welke weg de nog te vormen nieuwe regering van Italië zal inslaan na de overwinning afgelopen weekend van de radicaal-rechtse partij Fratelli d'Italia (Broeders van Italië). De vrees bestaat dat Italië eenzelfde kant op zal gaan als Polen en Hongarije, twee lidstaten die het niet altijd even nauw nemen met de regels voor de rechtsstaat en het daardoor regelmatig aan de stok hebben met de commissie. Uitkering uit het coronaherstelfonds is gekoppeld aan het eerbiedigen van de rechtsstaat, een harde eis die premier Mark Rutte indertijd stelde.
Voorzitter Ursula von der Leyen gooide vrijdag olie op het vuur door te stellen dat Brussel "instrumenten" heeft om lidstaten die de rechtsstaat schenden aan te pakken. Dit werd in Rome opgevat als bemoeienis met de verkiezingen en een impliciete dreiging om EU-subsidies in te houden als Italië van het rechte pad af dreigt te dwalen.