Europese banken zijn vrijdag hard gedaald op de aandelenbeurzen. In Amsterdam kregen onder meer ING en ABN AMRO klappen. Beleggers vrezen dat de problemen bij de Amerikaanse bank SVB Financial Group, een in Silicon Valley gevestigde geldschieter, zullen overwaaien naar andere grotere banken. Veel kleine banken zoals SVB hebben leningen afgesloten toen de rentes nog heel laag waren. Nu de rentes in rap tempo oplopen dreigen ze in de problemen te komen en hebben ze moeite om de leningen te herfinancieren. Ook andere, kleinere Amerikaanse banken verloren vrijdag zwaar op Wall Street.
Tegelijkertijd stellen Amerikaanse toezichthouders dat er geen risico is dat grotere banken omvallen. Ook in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland houden financiële toezichthouders de zaken in de gaten. In die landen heeft SVB dochterbedrijven. Maar SVB UK stelt volledig gescheiden te opereren en financieel los te staan van het moederbedrijf.
Op het Damrak werden de banken ING en ABN AMRO vrijdag respectievelijk 4,8 en 3 procent lager gezet. Ook de verzekeraars Aegon, NN Group en ASR gingen mee omlaag en leverden tot bijna 5 procent in. Betaalbedrijf Adyen daalde 3,2 procent. Andere grote Europese banken als HSBC, UBS, BNP Paribas, Commerzbank, Santander en Deutsche Bank kelderen tot ruim 7 procent.
Door de verliezen in de financiële sector sloot de AEX-index op Beursplein 5 1,6 procent in het rood op 741,30 punten. De MidKap leverde 1,7 procent in tot 991,74 punten. De beurzen in Frankfurt, Londen en Parijs zakten tot 1,8 procent.
Uitzender Randstad en supermarktconcern Ahold Delhaize waren de enige stijgers in de AEX met winsten van 2,3 en 0,3 procent. De chipbedrijven ASML en Besi zakten tot 1,3 procent. Ook branchegenoot ASMI (min 1,8 procent) stond in de belangstelling. Verschillende investeringsbedrijven hebben volgens persbureau Bloomberg interesse om het in Hongkong genoteerde chipbedrijf ASMPT, waarin ASMI een belang van ongeveer 25 procent heeft, van de beurs te halen.
De dollar zakte door de onzekerheid in de bankensector weg ten opzichte van de euro. De Europese eenheidsmunt was 1,0664 dollar waard, tegen 1,0581 dollar een dag eerder. Olie werd flink duurder. Een vat Amerikaanse olie kostte 1,7 procent meer op 77 dollar. Brent-olie werd voor 82,95 dollar per vat verhandeld, een prijsstijging van 1,7 procent.