Boze beleggers in Credit Suisse slepen de Zwitserse toezichthouder Finma voor de rechter omdat bepaalde obligaties die ze bezaten niets meer waard waren na de overname van de bank door concurrent UBS. Dat meldt zakenkrant Financial Times op basis van ingewijden en een samenvatting van de aanklacht.
Na de noodgedwongen fusie met UBS, bedoeld om Credit Suisse voor een faillissement te behoeden, kregen aandeelhouders wel enige compensatie. Daarin zien de obligatiehouders bewijs dat de Finma, die de overname regisseerde, niet "proportioneel" of "in goed vertrouwen" handelde, schrijft Financial Times. Daarmee zou de toezichthouder ongrondwettelijk hebben gehandeld.
De beleggers bezaten op het moment van de reddingsactie in maart obligaties die konden worden omgezet in aandelen van Credit Suisse om verliezen op te vangen bij financiële problemen. Hun stukken hadden volgens Financial Times eerder een waarde van omgerekend ruim 4 miljard euro. In totaal waren deze zogeheten AT1-obligaties voor de overname van Credit Suisse zo'n 16 miljard euro waard, maar na de reddingsoperatie was dat nul euro.
In de financiële wereld kwam de beslissing als een schok, omdat aandeelhouders doorgaans sneller verliezen moeten opvangen dan obligatiehouders als een bedrijf in gebreke is. Ook in Nederland leidde de beslissing tot verliezen. Verzekeraar Aegon moest 3 miljoen euro aan AT1-schulden afschrijven, waarmee de schade als gevolg van de problemen bij Credit Suisse volgens een woordvoerder "verwaarloosbaar" was.