De maand juli was een goede maand wat betreft het opwekken van duurzame stroom. Volgens Energieopwek, dat de productie van groene energie bijhoudt, lag de productie 12 procent hoger dan in dezelfde maand een jaar eerder. Dat kwam vooral door de toename van het aantal windmolens op zee en de groei van het aantal zonnepanelen. Verder droeg ook de inzet van biomassa bij aan de groei.
De maand was qua zonuren wel een "beetje somber", aldus Energieopwek. Het aantal zonuren lag met 196 lager dan de 222 uur die normaal wordt gemeten. Toch nam de stroom die door zonnepanelen wordt opgewekt met 30 procent toe, omdat er gewoonweg meer panelen zijn geplaatst.
Windmolens waren goed voor een productiegroei van 15 procent in vergelijking met juli 2020. Dat kwam vooral doordat er meer windmolens op zee in gebruik zijn genomen, zoals voor de kust bij Borssele.
In juli kwam 36 procent van de energie uit hernieuwbare bronnen. Dat was een jaar geleden nog 28 procent. Wind en biomassa waren beide goed voor ruim 10 procent. Zon was goed voor ruim 15 procent. Volgens het Klimaatakkoord moet hernieuwbare energie tegen 2030 goed zijn voor 70 procent van de stroomproductie.
De doelstellingen voor duurzame energie dreigen evenwel in gevaar te komen door capaciteitsgebrek op het elektriciteitsnet. Om het probleem aan te pakken zijn miljardeninvesteringen nodig. De gezamenlijke netbeheerders geven tot 2030 ongeveer 40 miljard euro uit aan de verbeteringen. Er komt echter zoveel op ze af dat ze mogelijk niet alle werkzaamheden kunnen uitvoeren.