Fietsen zijn een steeds groter exportproduct geworden voor Nederland. In een periode van zeven jaar is de exportwaarde van fietsen ruim verdubbeld, meldt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
In 2015 verkocht Nederland nog voor 1,1 miljard euro aan fietsen in het buitenland. Dat bedrag liep op tot bijna 2,4 miljard euro in 2022. Daarbij lijkt Nederland vooral duurdere, hoogwaardigere fietsen te exporteren naar andere landen van de Europese Unie.
Overigens voert Nederland ook veel fietsen uit het buitenland in, waarvan een deel weer wordt doorverkocht over de grens. Iets meer dan vier op de tien geëxporteerde fietsen waren van Nederlandse makelij, de rest kwam uit het buitenland.
De meeste cijfers die de RVO voor een nieuw rapport verzamelde over de Nederlandse fietsenbranche gaan over de periode tot en met 2022. Daarmee zijn de recente problemen bij fietsenfabrikanten, waaronder Batavus- en Sparta-moederbedrijf Accell, nog niet terug te zien in de cijfers. Na de uitbraak van de coronapandemie steeg de vraag naar fietsen, terwijl de aanvoer van onderdelen uit Azië stokte. Vervolgens zakte de vraag weer in waardoor veel fietsfabrikanten met grote onverkochte voorraden zaten.
Volgens de RVO is dit een tijdelijke dip en zijn er weer vooruitzichten voor groei van de fietsindustrie. Daarbij zou Nederland niet alleen fysieke fietsen kunnen verkopen, maar ook onderdelen van zijn fietscultuur.
Zo zijn er mogelijkheden om huur- en leaseprogramma's voor fietsen zoals Swapfiets en Lease-a-bike, beide onderdeel van PON, verder uit te breiden naar het buitenland. Ook het idee achter de OV-fiets van de NS, waarbij treinreizigers vanaf het station een deelfiets kunnen pakken, biedt volgens RVO mogelijkheden in het buitenland.
Maar het exporteren van de Nederlandse fietscultuur als geheel gaat niet zo gemakkelijk. Dat komt doordat dit 'ecosysteem' het resultaat is van specifieke Nederlandse factoren, zoals het netwerk aan fietspaden en regelgeving.