De Nederlandse export is door de coronacrisis in mei met bijna 12 procent gekrompen vergeleken met een jaar eerder, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De krimp is kleiner dan in april, maar toch nog steeds erg fors.
Volgens het statistiekbureau zijn er vooral minder transportmiddelen en aardolieproducten uitgevoerd. De daling van echte Nederlandse makelij was daarnaast groter dan die van doorvoerproducten. In april kelderde de export nog met bijna 14 procent.
Er werd in mei ook een kleine 8 procent minder ingevoerd door Nederland. Van met name transportmiddelen, machines en kleding is de import sterk ingezakt.
Het CBS meldde verder dat de omstandigheden voor de Nederlandse export in juli ongunstiger zijn geworden, vergeleken met de maand mei. Dat komt vooral door een sterkere krimp van de Duitse industriële productie. Verder is van zowel Nederlandse als Europese industriële ondernemers het oordeel over hun buitenlandse orderpositie negatiever geworden. Het vertrouwen van Duitse en Europese ondernemers is inmiddels wel minder negatief.
Het algehele economische beeld voor Nederland ziet er in juli slechter uit. "De economie ligt diep in een fase van laagconjunctuur", stelt het statistiekbureau op basis van een reeks indicatoren. Daarbij gaat het vooral om eerder gemelde cijfers over bijvoorbeeld de productie, arbeidsmarkt en het consumentenvertrouwen.