Europeanen hebben in juli, augustus en september minder gespaard dan in de voorgaande maanden, maar de hoeveelheid geld die ze opzij legden was nog altijd historisch hoog. Coronabeperkingen zorgen ervoor dat huishoudens minder mogelijkheden hebben om geld uit te geven in bijvoorbeeld restaurants, winkels of op vakantie. Het overgebleven geld belandt daardoor vaak op de spaarrekening.
Uit nieuwe cijfers van het Europees statistiekbureau Eurostat blijkt dat inwoners van de Europese Unie in het derde kwartaal gemiddeld 15 procent van hun besteedbaar inkomen spaarden. Die 'spaarquote' is weliswaar lager dan de 19 procent in het voorgaande kwartaal, maar ligt nog altijd veel hoger dan in welke periode voor de coronapandemie dan ook.
De afgelopen zomer versoepelden veel Europese landen hun coronabeperkingen, wat een reden kan zijn dat de spaarzin iets afnam. Huishoudens gingen duidelijk meer meer consumeren, zo geeft Eurostat aan.
Tegelijkertijd staken EU-inwoners een groter deel van hun inkomen in de aankoop van huizen, verbouwingen en andere zaken die hun kapitaal vergroten. Daardoor steeg de zogeheten investeringsquote van 9,4 procent in het tweede kwartaal naar 9,6 procent in het derde kwartaal.
In Nederland bedroeg de berg aan spaargeld van huishoudens in november iets meer dan 407 miljard euro, blijkt uit cijfers van De Nederlandsche Bank. Dat is iets minder dan in de voorgaande maanden, maar nog altijd ruim 37 miljard euro meer dan in januari 2020. Voor banken is het een tegenvaller dat Europeanen extra zijn gaan sparen. De Europese Centrale Bank (ECB) hanteert historisch lage rentes, waaronder een negatieve depositorente. Daarom moeten banken betalen om overtollige spaartegoeden bij de ECB te stallen.