De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) maakt zich zorgen over de vrijspraak van Shell en Eni door de Italiaanse rechtbank in een Nigeriaanse corruptiezaak. De onderbouwing van die vrijspraak is zwak en botst bovendien met een door Italië ondertekend anti-omkopingsverdrag van de OESO, schrijft een werkgroep van die organisatie in een nieuw rapport. Daarin roept de organisatie Italië op om wetgeving aan te passen zodat het land het verdrag nakomt.
Shell en Eni betaalden elf jaar geleden 1,3 miljard dollar voor de exploitatierechten van olieveld OPL-245 voor de Nigeriaanse kust. Italiaanse aanklagers verdachten de olie- en gasconcerns van betrokkenheid bij omkoping, omdat een groot deel van dat bedrag bij ambtenaren terechtkwam.
De rechtbank in Milaan vond dat de twee bedrijven niet aansprakelijk waren voor de omkoping, omdat een voormalige Nigeriaanse minister hierover al afspraken had gemaakt met ambtenaren voordat Shell en Eni ten tonele verschenen. Zelfs als de oliebedrijven zich bewust waren van de corrupte afspraken, zouden ze volgens het vonnis niet aansprakelijk zijn geweest omdat het akkoordje tussen de oud-minister en beambten al rond was.
Maar de OESO-werkgroep voor de strijd tegen corruptie vindt dit een verontrustende argumentatie. Volgens het verdrag tegen omkoping zijn bedrijven wel degelijk betrokken bij corruptie als ze een betaling doen waarvan ze weten dat die wordt gebruikt om anderen om te kopen. Of corrupte ambtenaren daarover afspraken hadden met bedrijven zelf of iemand anders is daarbij niet van belang.
De schrijvers van het OESO-rapport vinden het ook verontrustend dat rechters indirecte aanwijzingen van corruptie links hebben laten liggen, puur omdat ze geen direct bewijs opleverden. Zo kreeg een ambtenaar een deel van de opbrengst van de OPL 245-verkoop doorgesluisd voor de aankoop van een villa ter waarde van 4,5 miljoen dollar. Dit zou een vergoeding zijn geweest voor juridische diensten die de ambtenaar eerder had verleend, toen hij nog als advocaat werkzaam was. Samen met mailwisselingen die ook op omkoping wezen waren er volgens de OESO veel aanwijzingen voor corruptie, maar werden ze ieder apart afgedaan als te zwak bewijs.
De rechtbank in Milaan sprak Shell en Eni in 2021 vrij. In juli blies de Italiaanse procureur-generaal een hoger beroep af. Daardoor zag ook het Nederlandse Openbaar Ministerie af van verdere vervolging van Shell in de Nigeriaanse zaak, tot grote teleurstelling van anti-corruptieorganisaties die aangifte hadden gedaan tegen de oliebedrijven. Eén van die organisaties, ReCommon, noemt het oordeel van de OESO "een duidelijke klap in het gezicht van Italiaanse rechters en de officier van justitie die de zaak OPL-245 behandelt".