De olieprijzen gingen vrijdag verder omhoog in aanloop naar de productievergadering van oliekartel OPEC+ komende zondag. Naar verwachting gaat het bondgenootschap van grote olieproducerende landen zoals Saudi-Arabië en Rusland niet opnieuw morrelen aan het beleid na de onverwachte verdere productieverlaging in april.
Een vat Amerikaanse WTI-olie (van 159 liter) steeg vrijdagochtend met 1 procent tot 70,86 dollar en Brent, de maatstaf voor olie uit Europa, het Midden-Oosten en Afrika, kost nu ongeveer 75 dollar per vat. Op donderdag gingen de prijzen nog flink omhoog door opluchting op de markten over de verhoging van het Amerikaanse schuldenplafond. Over de gehele week is nog wel sprake van een prijsdaling.
De OPEC+ besloot in april om vanaf mei de productie met nog eens meer dan een miljoen vaten per dag te verlagen, bovenop eerdere productieverlagingen. Daarmee wil de alliantie de prijzen stutten. De olieprijzen staan onder druk door het tegenvallende economische herstel in China na het loslaten van de coronabeperkingen door het land en de onzekerheid over de wereldeconomie en renteverhogingen van centrale banken. Sinds begin dit jaar is de olieprijs ongeveer 12 procent gedaald.
Maar er is nooit zekerheid over de stappen van de OPEC+. Zo waarschuwde de olieminister van Saudi-Arabië handelaren en speculanten recent nog dat ze moesten "uitkijken". Het Kremlin zei donderdag nog dat de relaties met Saudi-Arabië "constructief zijn op basis van wederzijds vertrouwen en respect".
Het beleid van de OPEC+ heeft ook invloed op de prijzen aan de pomp. In april steeg de adviesprijs voor een liter Euro95 na het productiebesluit van het oliekartel weer tot net boven de 2 euro. Nu staat die adviesprijs op 1,962 euro. Voor diesel is dat 1,642 euro per liter. Pompstationhouders kunnen wel afwijken van de adviesprijzen van de grote oliebedrijven. Automobilisten betalen die prijzen doorgaans alleen langs de snelweg. Ergens anders liggen de prijzen vaak lager.