Overheidssteun behoedde 500.000 huishoudens voor energiearmoede

02 jul , 1:34 Zakelijk
overheidssteun behoedde 500 000 huishoudens voor energiearmoede
ANP

De steunmaatregelen vanuit de overheid hebben vorig jaar naar schatting bijna 500.000 huishoudens behoed voor energiearmoede. Dat melden het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en TNO na gezamenlijk onderzoek. Ook dankzij besparingen op het verbruik lag het percentage huishoudens dat een aanzienlijk deel van het inkomen kwijt was aan de hoge energieprijzen in 2022 en 2023 lager dan in 2019, ver voor de energiecrisis.

Vorig jaar, toen de energieprijzen aanvankelijk nog verder opliepen, was het effect van het prijsplafond en de energietoeslag het duidelijkst zichtbaar. Zonder die steun zou 10,7 procent van de huishoudens 'energiearm' zijn geweest, nu was dat naar schatting 4,8 procent (ongeveer 400.000 huishoudens). In 2019 was de energiearmoede nog 8,6 procent en in 2022 4 procent.

Van energiearmoede is sprake als huishoudens met een laag inkomen relatief veel geld kwijt zijn aan gas en elektriciteit. Ook huishoudens met slecht geïsoleerde woningen vallen hieronder. De energiearmoede nam sinds 2019 gestaag af door een stijging van de inkomens en betere isolatie van woningen.

De historische verlaging van het energieverbruik, met 10 tot 15 procent in 2022, was ook belangrijk bij het tegengaan van energiearmoede. "Daardoor zou ook zonder steunmaatregelen vanuit de overheid de energiearmoede in 2022 lager zijn uitgevallen dan in 2019, terwijl het tijdens de energiecrisis wel een hip woord was", stelt CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen enigszins verrast vast.

Sinds begin vorig jaar zijn de energieprijzen weer flink gedaald, maar inmiddels zijn ook de steunmaatregelen vanuit de overheid ten einde. Wat dit betekent voor de energiearmoede dit jaar, is ook voor TNO-onderzoeker Peter Mulder nog gissen. "Ik zou gokken dat het weer iets toeneemt ten opzichte van vorig jaar, maar nog lager ligt dan in 2019. Maar dat weten we echt niet."

In Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg en de steden Rotterdam en Den Haag was de energiearmoede groter dan het landelijk gemiddelde. Volgens TNO en het CBS komt dat doordat daar meer mensen met lage inkomens wonen. In Limburg en Groningen speelt daarbij mee dat er veel grote en matig geïsoleerde woningen staan, waardoor huishoudens kwetsbaarder zijn voor stijgende energieprijzen.