De Nederlandse industrie kan volgens het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) alleen de eigen plannen voor minder broeikasuitstoot waarmaken, als er maatregelen worden genomen zodat bedrijven genoeg opslagplek en vervoersmiddelen hebben voor bijvoorbeeld energie en grondstoffen. Zo zouden er meer hoogspanningsleidingen moeten worden aangelegd en vraagt het PBL zich af of er bijvoorbeeld genoeg opslagplek is voor CO2. Het planbureau meent dat meer middelen om groene stroom op te slaan en te vervoeren "onmisbaar zijn" als "Nederland de huidige industrie wil behouden en wil ondersteunen in de transitie naar een emissieloze toekomst".
Het PBL heeft samen met TNO en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een rapport geschreven over de plannen van de industrie om uitstoot te verminderen en hoe dit mogelijk te maken. Het rapport focust op de zes industrieclusters van Nederland: Noord-Nederland, Noordzeekanaalgebied, Rotterdam-Moerdijk, Zeeland-West-Brabant, Chemelot in Limburg en kleinere industrie. In deze clusters zijn plannen opgesteld om uitstoot te verminderen.
Als die plannen goed worden uitgevoerd kan de uitstoot van broeikasgassen in 2030 afgenomen zijn met 30 miljard kilo, oftewel 30 megaton. De totale uitstoot in 2020 was ongeveer 53,5 megaton. Die uitstoot moet deels worden verminderd door CO2 op te vangen en te verwerken. Het PBL vraagt zich onder meer af er genoeg ruimte is op opslagvelden en in pijpleidingen. Mogelijk is er ook niet genoeg geld beschikbaar voor projecten om CO2 te verwerken.
In de overstap naar groene stroom en minder uitstoot zal de industrie volgens het PBL wel bijna twee keer zoveel elektriciteit nodig hebben als nu, namelijk 85 terawattuur in 2030 in plaats van de 43 terrawattuur die de industrie nu gebruikt. Daarvoor zou het elektriciteitsnetwerk moeten worden uitgebouwd.
Bij het opwekken van groene stroom moet zo min mogelijk broeikasgas uitgestoten worden, waardoor gewerkt kan worden met bijvoorbeeld waterstof. Ook daarbij ziet het PBL enkele problemen. Zo bouwt een aantal plannen op het gebruik van waterstof, maar is soms onduidelijk hoe de productie van die waterstof gefinancierd wordt en of er nieuwe speciale leidingen nodig zijn om de stof te vervoeren.