De aandelenbeurzen in New York zijn dinsdag met winst geëindigd, waarmee de opmars van de afgelopen tijd een vervolg kreeg. Beleggers op Wall Street verwerkten onder meer cijfers van frisdrank- en snackconcern PepsiCo die goed in de smaak vielen.
De Dow-Jonesindex sloot 0,6 procent hoger op 24.919,66 punten. De breed samengestelde S&P 500 won 0,4 procent tot 2793,84 punten en de technologiegraadmeter Nasdaq steeg licht tot 7759,19 punten.
PepsiCo, producent van onder meer Lay's-chips en Pepsi-cola, won 4,8 procent, de sterkste koerswinst in lange tijd. Het bedrijf wist vooral met zijn snackverkopen de omzet op te voeren, nu er steeds minder suikerhoudende drankjes worden verkocht. De nettowinst van PepsiCo viel wel flink lager uit als gevolg van een belastinglast. Branchegenoot Coca-Cola liftte mee en klom 1,3 procent in waarde.
Sowieso zal de focus de komende tijd weer op de kwartaal- en halfjaarcijfers zijn gericht. Later deze week komen onder meer de grote Amerikaanse banken JPMorgan Chase, Wells Fargo en Citigroup met resultaten naar buiten.
Verder stond Tesla (plus 1,2 procent) in de belangstelling. De maker van elektrische auto's gaat volgens mediaberichten in China een fabriek bouwen waar op termijn tot wel 500.000 auto's per jaar van de band moeten rollen. Met een fabriek in China wil Tesla onder meer importheffingen op Amerikaanse auto's ontlopen. Het bedrijf zou ook willen profiteren van de snelgroeiende markt voor elektrische auto's en lagere productiekosten in het Aziatische land.
Ook de oliefondsen hadden de wind in de rug. ExxonMobil, Chevron en ConocoPhillips boekten plussen tot 1,3 procent. Oliedienstverleners als Halliburton en Schlumberger kregen er tot 1,7 procent bij.
Warenhuisketen Nordstrom werd 2,7 procent lager gezet. De verwachtingen voor de omzetgroei op de langere termijn van het bedrijf vielen niet in goede aarde bij investeerders. Ook kreeg Nordstrom een verlaging van het beleggingsadvies aan zijn broek. Internethandelaar eBay kreeg eveneens een afwaardering en verloor 2,3 procent.
De euro was 1,1746 dollar waard, tegen 1,1732 dollar bij het slot in Europa. De prijs van een vat Amerikaanse olie klom 0,3 procent tot 74,08 dollar. Brentolie kostte 1 procent meer op 78,81 dollar per vat.