Pilotenvakbond VNV heeft ongelijk gekregen in een rechtszaak tegen Transavia over de inhuur van externe vlieginstructeurs. De bond wilde via een kort geding voorkomen dat de luchtvaartmaatschappij instructeurs van buiten het bedrijf zou inzetten om piloten op te leiden voor het besturen van nieuwe vliegtuigen. Maar de rechtbank van Noord-Holland wijst erop dat Transavia de komende tijd ook vaker van de diensten van eigen instructeurs gebruikmaakt.
De kwestie draait om de overstap van Transavia van Boeing 737-vliegtuigen op de Airbus 320 en 321. Daarvoor moet de budgetvlieger zo'n zevenhonderd piloten omscholen, waarvoor externe instructeurs nodig zijn. Maar VNV wees in het kort geding op afspraken uit 2014, die Transavia zouden verplichten eigen instructeurs in te zetten of in ieder geval toestemming te vragen aan de pilotenbond voor de inzet van opleiders van buiten.
VNV erkende daarbij dat Transavia niet genoeg geschikt personeel heeft om de opleidingen intern te regelen. Toch wilde de bond een financiële compensatie, onder andere omdat de inzet van externe instructeurs nadelig kan uitpakken voor de carrière van Transavia-personeel.
De rechter vindt de bezwaren van VNV onterecht. Transavia heeft namelijk aangegeven dat de eigen instructeurs de komende jaren veel meer werk zullen hebben dan de afgelopen tijd. Daardoor is volgens de rechtbank ook geen spoed nodig bij een oordeel over het wel of niet inzetten van externe instructeurs, dus heeft VNV onterecht een kort geding aangespannen.
De VNV bestudeert de uitspraak en moet nog beslissen over eventuele juridische vervolgstappen, zoals een hoger beroep. "De VNV heeft zicht altijd ingezet om in overleg met Transavia tot afspraken te komen. De gang naar de rechter was helaas noodzakelijk omdat de partijen verschilden van mening over de rechtmatigheid van een eenzijdig aanpassen van de geldende cao", reageert een woordvoerder van de vakbond.