De prijzen die Duitse fabrikanten vragen voor hun producten zijn in een jaar met een kwart gestegen. Dat cijfer over januari van het Duitse statistiekbureau Destatis is nog hoger dan waarmee economen al rekening hielden. Ten opzichte van december gingen de prijzen met 2,2 procent omhoog.
De belangrijkste oorzaak van de prijsverhogingen is dat bedrijven meer geld kwijt zijn aan energie en die kosten doorberekenen. Gemiddeld lag de energieprijs afgelopen maand 66,7 procent hoger dan in januari vorig jaar. Vooral aardgas, dat ruim twee keer zo duur werd, had een grote invloed.
Toch zijn de energieprijzen niet de enige reden dat de producentenprijzen worden opgestuwd. Zonder de invloed van energie rekenden Duitse fabrieken nog altijd 12 procent meer voor hun producten dan ze begin 2021 deden. De rest werd grotendeels verklaard door de hoge prijzen voor grondstoffen. Bij makers van halffabrikaten ging het vooral om duurdere metalen en hout, maar ook om meststoffen. Bij consumptiegoederen tikte vooral de gestegen prijs van oliën en vetten aan.
De producentenprijzen zijn van invloed op de inflatie. Winkels proberen vaak een deel van de gestegen kosten zelf te absorberen, maar ook zij zijn niet oneindig lang bereid om een deel van hun winstmarge in te leveren. Daardoor komt een groot deel van de prijsstijgingen uiteindelijk bij de consument terecht.