Raciale ongelijkheid heeft de Amerikaanse economie sinds de jaren 90 al 51 biljoen dollar (ruim 43 biljoen euro) gekost, stellen onderzoekers woensdag. Grote werkgelegenheid-, opleidingsniveau- en inkomensverschillen tussen mensen van diverse afkomsten zorgen voor een verkleining ter waarde van duizenden miljarden van de economie en daarmee het bruto binnenlands product (bbp).
"Dat maakt de noodzaak voor gelijkheid niet alleen moreel, maar ook economisch", vertelde een van de onderzoekers, Mary Daly, tevens president van de Federal Reserve in San Francisco, woensdag. Het onderzoek, dat donderdag volledig gepubliceerd wordt, bracht in kaart wat het Amerikaanse bbp geweest zou zijn als er geen ongelijkheid op de arbeidsmarkt was geweest.
De realiteit in de Verenigde Staten is volgens de onderzoekers dat de werkgelegenheid voor zwarte mannen consequent lager is dan die voor mannen van een andere afkomst, en de inkomens van zwarte en Latijns-Amerikaanse werknemers structureel achterblijven bij die van witte mensen. Ook blijft het opleidingsniveau van Latijns-Amerikaanse mannen en vrouwen achter ten opzichte van dat van witte Amerikanen.
Zouden deze verschillen niet bestaan, dan was de economische winst tussen 1990 en 2019 opgelopen tot 22,9 biljoen dollar (ruim 19 biljoen euro). Omdat het aandeel niet-witte bevolkingsgroepen met name de afgelopen jaren is toegenomen, viel er vooral in recente jaren winst te behalen. Al met al kost de raciale ongelijkheid volgens schattingen van de onderzoekers 51 biljoen dollar, omdat een eerlijke arbeidsmarkt ook zou zorgen voor meer kapitaalinvesteringen.