De rechtbank in Amsterdam stelt franchisenemers van winkelketen HEMA grotendeels in het gelijk in het slepende conflict met het hoofdkantoor over kosten voor e-commerce. Het geschil ging over de vraag wie (de franchisenemers of het hoofdkantoor) welk deel van de uitgaven aan elektronisch zakendoen op zich moet nemen.
De franchisenemers, verenigd in de VAB HEMA, zijn goed voor 40 procent van de winkels in Nederland. Zij liggen al tijden in de clinch met het hoofdkantoor over de kosten voor onlineverkopen. Over de verdeling van die uitgaven waren nadere afspraken gemaakt, maar die overeenkomst werd door beide partijen verschillend uitgelegd. De rechtbank oordeelt nu, met de franchisenemers, dat het hoofdkantoor bij de financiële afrekening over het verleden niet mag afwijken van de in de overeenkomst neergelegde uitgangspunten en criteria.
Naar verluidt was de regeling van HEMA met zijn franchisenemers over kosten en opbrengsten rond webhandel de reden dat de Belgische investeerder Core Equity Holdings in juni afhaakte bij een overname van HEMA voor 1 miljard euro.
In een reactie liet HEMA weten mogelijk in hoger beroep te gaan. Het bedrijf is nog altijd van mening dat de afspraken met franchisenemers moeten worden gemoderniseerd en aangepast met oog op het huidige winkellandschap. HEMA ziet echter liever dat er afspraken gemaakt kunnen worden zonder tussenkomst van een rechter of de dreiging daarvan.