De rechtbank van Den Haag voelt zich niet bevoegd om te oordelen over het door de Staat onderhands gunnen van de hoofdrailnetconcessie aan de NS. Zo luidt het oordeel in een bodemprocedure die was aangespannen door een collectief aan regionale vervoerders. Die vervoerders, verenigd in de Federatie Mobiliteitsbedrijven Nederland (FMN), wilden ook meedingen via een aanbestedingsprocedure.
De rechter stelt dat de zaak niet binnen het civiel recht thuishoort, maar dat een bestuursrechter wel een oordeel kan vellen. In dit geval is dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Maar voordat de concessie aangevochten kan worden bij het CBb, zal de concessie eerst gegund moeten worden, stelt de rechter. Pas daarna zou het CBb kunnen besluiten de concessie te schorsen. De rechtbank merkt op dat FMN "erop gebrand" is zo snel mogelijk tot uitsluitsel te komen, voordat NS opnieuw de meerjarige toegang krijgt op het grootste deel van het Nederlandse spoor. Maar door dat idee lijkt nu dus een streep te gaan.
Verder vindt de rechtbank dat zij voorafgaand aan een dergelijke rechtsgang geen oordeel kan vellen over in hoeverre de Staat de Europese wet- en regelgeving overtreedt. Dat was wel een van de argumenten die de FMN naar voren bracht binnen de bodemprocedure. Volgens de regionale vervoerders gaat de onderhandse gunning in tegen de Europese regels. Die regels schrijven volgens de vervoerders voor dat ook andere partijen dan de NS de kans moeten krijgen om op het hoofdrailnet te kunnen rijden.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie zou daarover helderheid kunnen verschaffen, meende FMN. Dit hof kan op verzoek van een Nederlandse rechtbank een interpretatie geven van de Europese wet- en regelgeving. Daaruit kan naar voren komen in hoeverre de Staat met de onderhandse gunning regels overtreedt. Maar de tijd die gemoeid is met het wachten op een dergelijke uitleg is "evident te lang", stelt de rechter, die ook niet verwacht dat het Hof een spoedprocedure zal starten.
FMN laat in een reactie weten "te betreuren dat er geen inhoudelijke toets gedaan is door de rechtbank aan de Europese regelgeving". "De rechtbank erkent wel dat als de standpunten van FMN hout snijden, er grote gevolgen zijn. Uiteindelijk kan alleen het Europese Hof hier ingrijpen. We wachten daarom de definitieve gunning af en gaan daartegen in beroep bij het CBb."