Greenpeace zegt een schadeclaim van Shell te hebben ontvangen wegens de bezetting van een boorplatform door activisten van de milieuorganisatie. Het olie- en gasconcern eist 100.000 Britse pond (113.000 euro), onder andere omdat Greenpeace-activisten zonnepanelen en een windturbine op het drijvende platform plaatsten. Het platform is onderweg naar de haven van de Noorse stad Haugesund.
Shell eist volgens Greenpeace ook dat de vier activisten op de zogeheten FPSO, een drijvend productie- en opslagplatform voor olie, het vaartuig verlaten. Het gaat om activisten uit Argentinië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Zij roepen Shell op te stoppen met boringen naar olie en gas en te betalen voor milieuschade die het gevolg is van de verbranding van fossiele brandstoffen.
De milieuorganisatie verwijst naar de recordwinst van 40 miljard dollar die Shell vorig jaar boekte. Op basis van dat winstcijfer zou het Shell "minder dan twee seconden" kosten om het van Greenpeace geëiste bedrag te verdienen.
Shell zegt het rechterlijke bevel te hebben afgedwongen vanwege een "gevaarlijke en illegale bezetting van een vaartuig dat een cruciaal goed vervoert op een drukke vaarroute". Een woordvoerder van het concern noemt de claim proportioneel en zegt dat de ingreep nodig is om "mensen veilig te houden en eigendommen te beschermen".
Eerder beval een Britse rechter de activisten al het platform te verlaten. Volgens internationale regels voor de scheepvaart op zee mogen schepen vaak niet dichter dan 500 meter bij installaties als boorplatformen voor olie komen, omdat dit onveilig kan zijn. Een Londense rechtbank oordeelde dan ook dat de Greenpeace-schepen Arctic Sunrise en Sea Beaver die afstand moeten aanhouden van de White Marlin. Dat laatste schip is door het Nederlandse Boskalis ingezet om de FPSO naar Noorwegen te brengen.