Drie grote Europese olie- en gasconcerns, waaronder Shell, zetten een door de Noorse overheid gesteund project voor de opslag van CO2 door. Het gaat om in Noorwegen afgevangen CO2 die via een industrieel proces vloeibaar gemaakt wordt en daarna permanent ondergronds kan worden opgeslagen.
Het Noorse parlement stemde in met de financiering van het project. Daarop maakten Shell, Equinor en Total bekend dat het project Northern Lights kan worden voortgezet. Het project geldt als een belangrijke testcase voor de bedrijven om te laten zien dat ze er ook alles aan doen om klimaatverandering tegen te gaan.
Volgens het Noorse Equinor is het vooral belangrijk om te laten zien dat de toepassing op industriële schaal kan. "Niet alleen voor ons als olie- en gasindustrie, maar voor de hele wereld", aldus topman Anders Opedal van Equinor. Ook is het project volgens de Noren belangrijk voor het halen van de doelstellingen in het kader van het Klimaatakkoord van Parijs.
Equinor, Shell en een aantal van hun Europese branchegenoten streven ernaar tegen 2050 geen netto-uitstoot van broeikasgassen te hebben. De bedrijven stoppen een steeds groter deel van hun budget in de ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten. Evengoed zal het volgens de energiereuzen nog tientallen jaren duren voordat de overgang weg van de fossiele brandstoffen is afgerond.
Fase één van het project zal medio 2024 worden afgerond, met een capaciteit om 1,5 miljoen ton CO2 per jaar op te slaan. Dat is iets meer dan 4 procent van de Noorse uitstoot in 2019. De initiële kosten worden geschat op 6,9 miljard kroon (658 miljoen euro). Dat is een fractie van de jaarlijkse uitgaven van de bedrijven aan de olie- en gasproductie. De Noorse regering dekt 80 procent van de kosten, de betrokken bedrijven brengen de rest op.