De uitwerking van de wereldwijde uitbraak van het coronavirus op de Chinese economie kan als gevolg hebben dat 11 miljoen mensen in Oost-Azië de armoede in worden gedreven. Daar waarschuwt de Wereldbank voor.
De pandemie veroorzaakt "een ongekende globale schok, die groei tot stilstand kan brengen en armoede in de regio kan vergroten", zei Aaditya Mattoo, hoofdeconoom bij de Wereldbank voor Oost-Azië en de Pacifische regio.
Volgens een rapport van de bank vlakt de groei van de Chinese economie door de coronacrisis in het gunstigste scenario dit jaar af tot 2,3 procent ten opzichte van 6,1 procent in 2019. De hele Oost-Aziatische regio krijgt daardoor een flinke klap en ziet ook de eigen economische groei terugvallen, voorspelt de Wereldbank.
"Significante economische pijn lijkt onvermijdbaar in alle landen", stelt het rapport, dat de landen aanraadt te investeren in de capaciteit van de zorg en fiscale maatregelen zoals zorgsubsidies te nemen om de directe gevolgen van de pandemie af te zwakken.
De Chinese industriële productie is in maart gestegen, blijkt uit de inkoopmanagersindex (PMI) van het nationale bureau voor de statistiek. De PMI steeg tot een waarde van 52 punten. Boven de vijftig punten betekent groei. In februari werd nog de historisch lage waarde van 35,7 bereikt. De nieuwe waarde duidt er volgens analisten mogelijk op dat de Chinese economie aan het opstarten is. Ondanks de stijging wordt dit kwartaal echter alsnog een ongekende krimp verwacht, mede door het dalen van de buitenlandse vraag.